U heeft als Nederlandse ondernemer goederen in Duitsland ingekocht. Uw leverancier heeft u Duitse omzetbelasting in rekening gebracht. U heeft de goederen niet direct in Duitsland doorverkocht, maar naar het bedrijf in Nederland overgebracht. Het overbrengen van de goederen naar Nederland geldt als een fictieve intracommunautaire levering, die in Duitsland onder de voorwaarden van § 6 a Duitse Wet op de omzetbelasting (UStG) vrij van belasting is. De fictieve intracommunautaire levering moet op een belastingaangifte worden vermeld. De wet wil daarmee een registratie van bepaalde goederenbewegingen over een EU-grens verzekeren, die niet op een leveringsprocedure tegen betaling berusten.
Allereerst wordt gecontroleerd of de levering moet worden behandeld als een belastingvrije intracommunautaire levering. Van een intracommunautaire levering is sprake, wanneer bij aanvang van de levering van goederen reeds vaststaat dat de goederen naar Nederland worden vervoerd. In dat geval moet u de leverancier uw Nederlandse BTW-identificatienummer verstrekken en de Gelangensbestätigung [ontvangstbevestiging van de afnemer] in de zin van § 17a UStDV overhandigen. De leverancier moet de levering dan als belastingvrije intracommunautaire levering behandelen en de factuur corrigeren. Vergoeding van de voorbelasting van de gefactureerde BTW is niet mogelijk.
Van een belastingvrije intracommunautaire levering is echter geen sprake wanneer de goederen pas op een later moment naar Nederland worden overgebracht. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de goederen eerst aan een binnenlands magazijn worden geleverd of wanneer een geplande wederverkoop van de goederen in Duitsland niet heeft plaatsgevonden. In dit geval verricht uw leverancier een belastingplichtige binnenlandse levering. De berekende Duitse omzetbelasting kunt u als voorbelasting aftrekken. Daarnaast moet u het overbrengen van de goederen verklaren.
Het betreft het ondernemingsinterne overbrengen van goederen vanuit Duitsland naar een andere EU-staat, voorzover het overbrengen niet alleen tijdelijk is. Bij het ondernemingsinterne overbrengen komen objecten zonder transactie waarvoor moet worden betaald in een andere EU-staat. De goederen blijven in het bezit van de ondernemer. Als grondslag voor deze fictieve omzetten moet de netto inkoopsprijs worden bepaald. In de andere EU-staat moet een overeenkomstige belastingheffing op verkrijging worden toegepast. Er wordt gewezen op paragraaf 1a.2. van de Duitse richtlijnen voor de omzetbelasting (UStAE).
Paragraaf 14a.1. lid 3 UstAE vraagt in die gevallen als concreet bewijs om een zogenaamde pro-forma factuur waarin de volgende gegevens moeten staan:
- de hoeveelheid en de in de handel gebruikelijke aanduiding van de objecten,
- de berekeningsgrondslag,
- het Duitse en buitenlandse identificatienummer van de onderneming.
Bij de Belastingdienst moet u de registratie als ondernemer (zie punt 1) en de toewijzing van een belastingnummer en een Duits identificatienummer (zie punt 5) aanvragen.
Bovendien moet u voor de controle van het intracommunautaire handelsverkeer bij het Bundeszentralamt für Steuern in Schwedt maandelijks de "samenvattende aangifte" indienen.